Gaatjes worden veroorzaakt door bacteriën die zich aan het oppervlak van uw tanden en kiezen hechten. Naarmate de bacteriën zich vermenigvuldigen en groeien, vormen ze een witachtig laagje dat tandplak wordt genoemd. Als tandplak niet wordt verwijderd, begint deze zuren af te scheiden die kleine gaatjes in het oppervlak van het tandglazuur maken. Naarmate de gaatjes groter worden, groeien ze uiteindelijk uit tot één groter gat ( cariës). Een gaatje in je gebit moet worden gevuld om ervoor te zorgen dat het gaatje niet groter wordt en pijn gaat doen. Als je een gaatje hebt, boort de tandarts ook een gaatje. De tandarts haalt als het ware het zieke deel vol met cariës weg.
Het vullen van tanden en kiezen is een van de voornaamste bezigheden van de tandarts.
Als de tandarts iets moet doen wat pijnlijk kan zijn, zal zij in de meeste gevallen eerst voorstellen om te verdoven. Die verdoving bestaat uit een klein prikje, waarna je meestal geen pijn meer voelt. Voel je na de verdoving toch nog pijn, zeg dat dan meteen. De tandarts kan dan nog een beetje extra verdoven. Als de verdoving eenmaal werkt, voelt je wang of lip vaak dik aan en heb je het gevoel dat je moeilijker kunt praten, eten en drinken. Dit gevoel verdwijnt weer nadat de verdoving is uitgewerkt, meestal enkele uren na de behandeling. Zie je erg tegen de prik op, dan kun je vragen of de tandarts het eerst wil proberen zonder verdoving. Wordt de pijn toch ondraaglijk, dan kan de tandarts op jouw verzoek alsnog verdoving geven. De tandarts kan de plek waar de verdoving gegeven wordt iets minder gevoelig maken met een zalfje.